IL GIORNO DEL RICORDO, 10 FEBRUARI, DE FOIBE 1943-1945

Il Giorno del Ricordo is de officiële herdenkingddag van de Foibe. De naam foibe staat voor een voor ons vrijwel onbekende gebeurtenis in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Italianen, partizanen en burgers zijn toen vermoord en in gleuven en spleten van het Karstgebergte geworpen.

Tekst: Rob Kamp

Na het uiteenvallen van Joegoslavië en met het ontstaan van Slovenië als onafhankelijke staat groeide van Italiaanse kant de belangstelling voor de foibe. In 1993 verklaarde de toenmalige Italiaanse president Scalfaro dat de tijd was gekomen voor onderzoek, voordat alle herinneringen zouden zijn weggevaagd. In 1996 werden die woorden nog eens bekrachtigd door Kamervoorzitter Volante. In 2004 stelde de regering-Berlusconi een herdenkingsdag ter nagedachtenis aan de foibe in. De dag valt op 10 februari, als de president een bezoek brengt aan het oorlogsmonument in Basovizza.

Italië is lange tijd terughoudend geweest de gebeurtenissen aan te kaarten, vooral om de goede banden met de Joegoslaven en later de Slovenen niet te beschadigen. Deze massamoord werd in Italië praktisch vergeten. De communistische partij bedekte de wandaden van de Joegoslavische communisten met de mantel der liefde. En de regerende christen-democratische partij voelde er niets voor aan de oostgrens oude spanningen te doen oplaaien. Daarom luisterde niemand naar de roep om recht van de familieleden van de slachtoffers.

Achtergrond

De oorzaken van de slachtingen gaan terug tot de Italiaanse bezetting van Istrië en het gebied langs de Adriatische kust in 1919. In 1941 gaan de Italianen op herhaling als ze Joegoslavië binnenvallen en de provincie Ljubljana, Centraal-Dalmatië en de Kroatische eilanden annexeren. Tienduizend Joegoslaven, waaronder vrouwen en kinderen, worden door de Italianen naar concentratiekampen gestuurd in onder andere Rob en Monigo. Alleen al uit de provincie Ljubljana ging het om ongeveer tien procent van de bevolking. Velen sterven in de kampen maar ook buiten de kampen vinden velen de dood.

De foiba/foibe

Het Karstgebergte bevindt zich in het grensgebied tussen Italië, Slovenië en Kroatië. In het gebergte ligt kalksteen aan de oppervlakte. Vanwege een chemische reactie met het zure regenwater wordt het kalksteen aangetast. Het afvloeiende water creëert spleten, die foibe worden genoemd.

Er zijn bronnen die melden dat aan het begin van onze jaartelling twee Romeinse soldaten in de spleten zijn gegooid. Ook zijn er in de loop van de eeuwen regelmatig schapen in gevallen. Maar de foibe zijn voor ons vooral verbonden met de Tweede Wereldoorlog. Tussen 1943 en 1945 woedde er een grimmige strijd tussen verschillende groeperingen. Partizanen, soldaten maar ook onschuldige burgers zijn in die jaren op grote schaal in de foibe gedumpt. Ter doodveroordeelden werden vaak zodanig op de rand van een spleet opgesteld dat ze na het eerste schot als vanzelf in de afgrond verdwenen. Na de oorlog zijn in Slovenië en Kroatië veel anti-communisten in de foibe verdwenen.

De term foiba (enkelvoud) of foibe (meervoud) staat inmiddels niet alleen voor de slachtoffers in de spleten maar ook voor alle oorlogsslachtoffers, ook voor hen die omkwamen in de concentratiekampen en uitputtingsmarsen en door repressie.

Het was voor velen een schrikbeeld om in een foibe te eindigen. Niet in de laatste plaats vanwege het ontbreken van een lichaam, waardoor de dood niet officieel vastgesteld kon worden en een officiële begrafenis niet mogelijk was. Het is mede dankzij de dreiging van de foibe dat na 1945 een ware exodus plaatsvond van meer dan 250 duizend Italianen.

Tijdsbepaling

Op 9 juli 1943 landen de geallieerde troepen op Sicilië. De Italianen, die veel soldaten zijn kwijtgeraakt in Rusland, capituleren enkele weken later. Mussolini wordt gevangengezet door de Italiaanse regering.

De Duitsers bevrijden Mussolini en plaatsen hem op 23 september aan het hoofd van de Republiek van Salò. De Republiek omvat Midden- en Noord-Italië, behalve de gebieden Zuid-Tirol, Triëst en Istrië, die onder direct Duits bestuur komen. Met name Istrië bevindt zich dan in een machtsvacuüm en wordt het strijdtoneel van hevige gevechten.

Na de Duitse capitulatie in 1945 is er een nieuw machtsvacuüm als de oorlogstoestand officieel ten einde is en de inwoners op zoek gaan naar een nieuwe toekomst voor het gebied.

Reconstructie

Voor een genuanceerd beeld van de gebeurtenissen vanaf september 1943 zijn de verklaringen van Italiaanse kant alleen niet voldoende. Het is ook zaak de verklaringen van bijvoorbeeld de Joegoslavische partizanen mee te nemen. Er komen heden ten dagen meer en meer getuigenissen van Joegoslavische kant naar boven.

De Duitsers hadden vanaf september 1943 het bestuur van Istrië op zich genomen maar hadden te weinig troepen om het hele gebied te controleren. Op het platteland, maar ook in sommige steden, was veel antifascistische activiteit van Italiaanse, Sloveense en Kroatische partizanen.

In Istrië worden de Duitsers gaandeweg steeds verder teruggedrongen door partizanen en Kroatische communisten die steeds meer gebied annexeerden.
De Kroatische dichter Vladimir Nazor schreef: ‘We zullen ons terrein bevrijden van de ruïnes van de vernietigde vijandelijke toren en we zullen de vijanden in de diepe zee van de vergetelheid werpen. Op de plek van het verwoeste Zadar zal een nieuw Zadar oprijzen en dat zal onze wraak zijn voor het Adriatische gebied.’

Motieven voor de moorden

Belangrijkste motief voor de moorden was een zuivering van het gebied. Joegoslavische communisten en andere antifascisten, gesteund door radicale nationalisten en leiders van de Partij voor een Autonoom Fiume, wilden af van potentiële vijanden als Duitse en Italiaanse fascistische eenheden, Italiaanse ambtenaren en eigenlijk de hele Italiaanse elite. Motieven van vergelding als reactie op de Italiaanse repressie en de gedwongen Italianisering speelden eveneens een rol.

De Joegoslaven begonnen direct na de Duitse terugtrekking niet alleen Italianen maar ook Slovenen te arresteren. Dat gebeurde met name in de regio Pisino, dat door de Kroaten werd gezien als de bakermat van de Kroatische identiteit van het Istrische schiereiland. In collectieve processen werden de gevangenen zonder scrupules ter dood veroordeeld. De lijken werden in de foibe of in zee gegooid.

In oktober 1945 werd het aantal executies nog verder opgevoerd. Gevangenen werden massaal vermoord uit angst dat ze getuigenis zouden afleggen van de misstanden. Hier gaat het om regelrechte oorlogsmisdaden.

Daarnaast waren er excessen op kleinere schaal. De vernietiging van kadsters door Kroatische boeren, geweld tegen vrouwen, of individuele wraaknemingen.

Bronnen/achtergrond

De bronnen uit 1943 zijn eenzijdig Italiaans. Dat geldt veel minder voor de bronnen van 1945 en later. Er zijn dan ook geallieerde en Sloveense bronnen.

Begin 1945, na de overgave van de Duit-sers en de troepen van de Republiek van Salò, bezetten Joegoslaven (partizanen van het negende corps en ongeregelde troepen van het Vierde leger) heel Venezia Giulia. Veel vijandige militairen werden gevangengezet in concentratiekampen. Niet zelden werden de militairen in de kampen geliquideerd of verhongerd. Kamp Borovnica was berucht vanwege de uitputtingsmarsen waardoor velen de dood vonden.

Maar niet alle militairen werden gevangen gezet. Er werden ook militairen in tamelijk groten getale doodgeschoten, ook als ze gewoon soldaat waren en geen enkele militaire bevoegdheid hadden. De bisschop van Triëst protesteerde hier hevig tegen.

In Triëst en Gorizia werden leden van het Italiaanse Comitato di Liberazione Nazionale opgepakt en vermoord. In Fiume ondergingen leden van de Stato Libero di Fiume hetzelfde lot. De leden waren weliswaar tegenstanders van de annexatie van D’Annunzio geweest maar zij hadden bij het volk nog een grote aanhang. Leden van het Italiaanse verzet (Resistenza Italiana) werden opgepakt omdat zij contact hadden gehad met leden van het Sloveense en Kroatische verzet.

Namens het Vierde Joegoslavische leger was de politieke politie OZNA verantwoordelijk voor de grote schoonmaak. Het meest gespitst waren zij op fascisten en collaborateurs. De meeste grote vissen hadden echter kans gezien te ontvluchten, waardoor veel kleine vissen werden gepakt. Onder hen partizanen die als vrijwilliger hadden gevochten in de Eerste Wereldoorlog, in de Spaanse burgeroorlog of in Abessinië.

Slachtoffers

In Istrië zijn voor het jaar 1943 31 foibe onderzocht. Er zijn 217 lichamen geborgen, waaronder 116 burgers en 18 militairen. Het aantal vermisten ligt op meer dan 500. Veel foibe zijn niet toegankelijk of alleen met gevaar voor eigen leven.

In de kolenmijn van Bassovizza is een massagraf gevonden met meer dan 2.500 lichamen. In de foiba van Manrupio zijn 1.000 lichamen gevonden.

Nieuws Overzicht